...en toen was het tijd om eerste viool te spelen
Hoe mooi is het voor een vader als zijn zoon hem voorbij groeit. En als die zoon, zelf eenmaal vader geworden, een zoon krijgt die hem weer voorbij groeit. Ik bedoel niet in lengte maar in het vermogen om het leven ten volle te leven. Om niet dienende familietradities en overtuigingen achter zich te laten. En hoe pijnlijk is het als vergaande loyaliteit dit onmogelijk maakt.
Iets soortgelijks speelt bij een cliënt die al een tijdje bij me komt. In de laatste sessies wordt het duidelijker hoe belangrijk zijn vaders vader voor hem kan zijn. De opa die al was overleden voordat hij werd geboren. We voelen dat we dichter komen bij dat waar het op een diepe laag over gaat: de blokkades die mijn cliënt in zijn lijf voelt, hebben te maken met iets in de mannenlijn.
Enkele sessies terug vertelde hij me dat zijn opa violen bouwde. Hij is in het bezit van een viool die opa heeft gemaakt. Ik stelde hem voor om het instrument de volgende sessie mee te nemen. En vanaf dat moment kwam de viool telkens mee en zat opa ook op de bank in Zurich.
We hebben weer een sessie. Een opstelling dient zich aan. Het wordt een tafelopstelling. Er volgt een proces van heen en weer bewegen, aarzelen, schuiven en terugschuiven. Het duurt even voordat drie houten figuurtjes (zoon, vader, opa) hun plek krijgen. Tja, wie heeft welke plek… wie kijkt wel of niet naar wie... wat is de afstand ten opzichte van elkaar…. Het valt niet mee als je je loyaliteit onbewust aan de touwtjes laat trekken.
Uiteindelijk zien we hoe het beeld in zijn hoofd nu op tafel staat. Er lijkt niets te gebeuren, maar er gebeurt van alles. Ondertussen draag ik het veld en laat het gebeuren. Dan zegt hij: de viool moet erbij. Ik hoorde opa al een tijdje roepen vanuit de vioolkoffer; hij roerde zich al. Dus of dit nu wel of niet ‘volgens de regels’ is, de viool komt de opstelling in.
Nieuwe bewegingen, oude aarzelingen… ronde 2 van het ‘gevecht’ met loyaliteit. Prachtig hoe deze losmaak-strijd én veelzeggend is én voorkomt dat het ware plaatje zich kan tonen. De hals van de viool moet de vader scheiden van hem en zijn opa, vindt mijn cliënt. En zo legt hij het neer.
Bedenkt hij dit of voelt hij dit? Ik vraag het hem. Ja, dat zou wel kunnen, zegt hij. Ik vraag of ik een beweging mag maken en na toestemming zet ik opa en zoon op de klankkast van de viool. Zijn vader moet opkijken om het te zien.
De viool vormt nu het podium. Als een heilige plek voor de ware ontmoeting tussen hem en zijn opa. Pijnlijk voor de vader die deze verbondenheid nooit heeft ervaren. Maar dat is zíjn pijn en die hoeft mijn cliënt niet te dragen. Dat heeft hij al te lang gedaan.
Mijn cliënt ziet wat hij ziet en voelt hoe z’n lijf ontspant. Alsof de pijn aan het teruggaan is naar zijn vader. Of misschien wel naar mannen in generaties mannen vóór zijn vader en opa; wie zal het zeggen. Maar wat het ook is, voor mijn cliënt is nu het tijd om eerste viool te spelen.